06-12-2010, 02:54 PM
Het was een oude fles, die hij bovenbracht, voorzichtig.
Het stof der jaren hing er op en grijze draden van spinnenwebben.
Het etiket was ouderwets en verkleurd, een etiket van lang geleden, met muizenrandjes.”Côte de Nuits 1897”.
Het was nog nauwelijks leesbaar, twee oorlogen waren er overheen gegaan.
- Ik hoop dat ze niet slecht is, zei hij, ze moet van mijn grootvader zijn.
Er lag een kleine eeuw winterslaap in het wissen mandje, het deed me iets.
1897.Wanneer was dat weer?
-Het is de laatste, mompelde hij,de vorige was nog goed.
Bedachtzaam draaide hij de kurkentrekker in de dunne stop van de Luikse fles. Met een lange, moeilijke zucht kwam de kurk los. Hij was steenhard.
-Ruik eens!
Het rook vreemd, en zoet.
Hij filterde de wijn, proefde dan zelf eens, keek bedenkelijk en schonk dan bedachtzaam twee tulpjes vol.
- Op de vriendschap! Zei hij, met lieve oude ogen.
Er scheen wat late zon in de bruinpaarse rand van de wijn. Iets voor Rembrandt, voor een oude schilderij, met jaren vertraging.
Het was een vreemde smaak, een smaak die ik van nergens herkende.
Het was wijn die besloten had zijn leeftijd niet meer te verraden, omdat het geen zin meer had.
- En? Vroeg hij.
Ik wist het niet, ik werd er alleen stil van. Mijn glas stond in de zon op het rode tafeltapijt. Je zag dat de wijn blij was de zon nog eens weer te zien.
-De laatste fles, zei hij , stil. De laatste van dat jaar.
Een familiestuk.
Hij dronk voorzichtig, alsof zijn vader van ergens meekeek.
- Het geeft je een vreemd gevoel over twee oorlogen en een eeuwwisseling heen te proeven.
Louis Verbeek 1978
Het stof der jaren hing er op en grijze draden van spinnenwebben.
Het etiket was ouderwets en verkleurd, een etiket van lang geleden, met muizenrandjes.”Côte de Nuits 1897”.
Het was nog nauwelijks leesbaar, twee oorlogen waren er overheen gegaan.
- Ik hoop dat ze niet slecht is, zei hij, ze moet van mijn grootvader zijn.
Er lag een kleine eeuw winterslaap in het wissen mandje, het deed me iets.
1897.Wanneer was dat weer?
-Het is de laatste, mompelde hij,de vorige was nog goed.
Bedachtzaam draaide hij de kurkentrekker in de dunne stop van de Luikse fles. Met een lange, moeilijke zucht kwam de kurk los. Hij was steenhard.
-Ruik eens!
Het rook vreemd, en zoet.
Hij filterde de wijn, proefde dan zelf eens, keek bedenkelijk en schonk dan bedachtzaam twee tulpjes vol.
- Op de vriendschap! Zei hij, met lieve oude ogen.
Er scheen wat late zon in de bruinpaarse rand van de wijn. Iets voor Rembrandt, voor een oude schilderij, met jaren vertraging.
Het was een vreemde smaak, een smaak die ik van nergens herkende.
Het was wijn die besloten had zijn leeftijd niet meer te verraden, omdat het geen zin meer had.
- En? Vroeg hij.
Ik wist het niet, ik werd er alleen stil van. Mijn glas stond in de zon op het rode tafeltapijt. Je zag dat de wijn blij was de zon nog eens weer te zien.
-De laatste fles, zei hij , stil. De laatste van dat jaar.
Een familiestuk.
Hij dronk voorzichtig, alsof zijn vader van ergens meekeek.
- Het geeft je een vreemd gevoel over twee oorlogen en een eeuwwisseling heen te proeven.
Louis Verbeek 1978